Familienamen

Betekenis van onze familie-namen

Je mag niet zomaar een achternaam kiezen.

Voor een willekeurige nieuwe achternaam is in Nederland een heel goede reden nodig en de toestemming van de koningin. Iemand mag wel de naam van zijn partner of van een van zijn ouders of verzorgers kiezen. Een buitenlander wilde graag van Amsterdam heten, maar dat mocht niet: van Amsterdam was een bestaande familienaam, Uiteindelijk werd hij van Mokum, vertelt Leendert Brouwer, de onderzoeker van het Meertens Instituut.

Zeer veel familienamen zijn van toponiemen (aardrijkskundige namen) afgeleid. Deze namen geven aan waar men vandaan kwam (herkomstnamen), welk gebied of landgoed men bezat of beheerde, of welke huizen men al dan niet met bijhorend land in eigendom of pacht had.

Bij deze laatste groep duiden de namen tevens aan waar men woonde. (Straatnummers waren immers nog niet ingevoerd!) Dit type naam wordt dan ook wel met de term 'adresnaam' van de herkomstnamen onderscheiden. Herkomstnamen gaan voornamelijk terug op namen van steden, dorpen en landen; adresnamen op microtoponiemen: namen van huizen, velden, waterlopen, straten.

Voorbeelden van adresnamen:

- Van der Heide, Hordijk, Van der Meulen, Nijdam, Verdonk, Van der Werf

- Boerderijnamen in het (noord)oosten van het land eindigend op -ing of -ink: Aalderink, Bruggink, Joling, Lanting, Lieftink, Oonk.

- Andere boerderijnamen als Nijhof, Bronsvoort, Nooitgedagt

- Huizen en herbergen: Bontekoe, Fortuin, Hardebol, Hoppezak, Nagtglas, Spiegel, Van der Wereld.

Tot deze subgroep behoren ook de namen die aan scheepsnamen zijn ontleend.

Zonder (genealogische) achtergrondinformatie kan men familienamen niet zomaar volgens de simpele verdeling van toponiemen hierboven indelen. Men zou bijvoorbeeld kunnen veronderstellen dat de familienaam Hinlopen op de Friese plaatsnaam Hindelopen teruggaat. Het blijkt echter geen herkomstnaam te zijn. Deze naam is immers ontleend aan een huis 'daer Hindelopen uythangt', dus een huis genaamd Hin(de)lopen met de plaatsnaam afgebeeld op een uithangbord.

• [Leendert Brouwer, 'In de Aap gelogeerd. Hoe huis- en herbergnamen achternamen werden', in: Gen. Magazine voor familiegeschiedenis 22 (2016), nr. 4, p. 50-54 (= Brouwer-2016b).

• Verwant met de herkomstnamen zijn de woonplaatsnamen of adresnamen. Maar in deze categorie wordt niet de voormalige, maar de actuele woonplaats van de naamdrager genoemd, zijn domicilie als het ware. Net zoals de herkomstnamen bevatten ze een topografische aanduiding, die verwijst naar een vast punt in het ruimtelijke referentiekader van een kleinschalige gemeenschap. Dat kan bijvoorbeeld de woning zijn van de naamdrager (zijn huis, kasteel, hoeve, herberg), de landschappelijke sector waarop of waarbij hij woont (een bos, een heideveld, een moeras, een cultuurlandcomplex), of een ander verschijnsel dat dienst doet als ruimtelijk richtpunt (waterlopen, waterovergangen, grenspalen, veldkruisen, stadspoorten, alleenstaande bomen, galgen, uitkijkposten, enzovoort).

Zowel herkomstnamen als woonplaatsnamen bevatten dus een aardrijkskundige benaming. Bij de eerste categorie gaat het om namen die al tot vaste plaatsnaam of toponiem waren versteend op het ogenblik dat er bijnamen mee werden gevormd. Het topografische woord aan de oorsprong van woonplaatsnamen kan evengoed al toponymische status hebben gehad, maar de beschrijving van iemands adres kon ook gebeuren aan de hand van uitdrukkingen met de soortnaam voor het werkelijkheidsgegeven waar de persoon gelokaliseerd werd.

Zo kan de stamvader van een familie Van der Heijden(n), Van den Heede of Van Hee inderdaad aan of op een heideveld hebben gewoond, maar ook in een gehucht waar alle heide al eerder in cultuurland was omgezet, en dat naar zijn voormalige status de eigennaam Heide of ter Heide(n) droeg. Het enige waar we met zekerheid van uit mogen gaan, is dat de bakermat van de familie gezocht moet worden op een plek die ooit een heide was. (...).

De classificatie van terreinwoorden binnen een bepaalde rubriek [natuurland, cultuurland, bos] is meermaals voor discussie vatbaar. Immers, zoals alle soortnamen staan ook landschappelijke benamingen bloot aan betekenisevoluties, en een woord kan vanuit verschillende betekenisstadia tot plaatsnaam zijn geworden, en vervolgens tot bestanddeel van woonplaatsnamen.

Zo heeft de oorspronkelijke natuurlandbenaming veld in tal van dialecten al vroeg de betekenis 'bouwland(complex)' aangenomen, en ging de verkleinvorm veldeke plaatselijk (in Zuid-Oost-Vlaanderen) zelfs een heel specifiek perceelstype aanduiden, nl. een omsloten bouwlandperceel in privé-exploitatie, bestemd voor de teelt van gewassen die niet onderworpen waren aan de verplichte driejaarlijkse wisselbouw die gold voor de productie van broodgraan.

Elders in Vlaanderen heette zo'n perceel bilk, in Brabant blok. Bovendien, als een terreinnaam vanuit de een of andere betekenis tot vaste plaatsnaam is geworden, blijft die in de regel met die plaats verbonden, ook al verandert het benoemde terrein van uitzicht en bestemming. Dat principe van naamsbehoud bij veranderende werkelijkheid verklaart waarom in gebieden waar veld als soortnaam nooit een 'bouwland'-betekenis heeft aangenomen, toch vele cultuurlandcomplexen een 'veld'-naam dragen.

We hebben dus vaak geen zekerheid over de aard en het uitzicht van het terrein op het ogenblik dat de naam ervan aanleiding gaf tot bijnamen en familienamen. De stamvader van een familie Van de Velde kan dus zowel in een woeste omgeving hebben gewoond, als bij een uit 'veld' ontgonnen cultuurcomplex, dat toponymisch als veld werd aangeduid. Het is dus beslist onjuist om in elke 'topografische' familienaam de etymologische betekenis van het achterliggende terreinwoord te projecteren.

Familienamen uit hetzelfde topografische grondwoord vertonen heel wat klank-, vorm- en spellingvariatie. Vele ervan zijn immers gefixeerd in hun dialectische gedaante, met regionaal bepaalde klankvarianten als heide/hee, broek/breuk, moes/moos, enz. Morfologisch verschillen namen in hun samenstelling (ze bevatten al of niet een voorzetsel en/of lidwoord), afleiding (verschillende suffixen) of flexie. De morfologische hoofdtypes zijn (zie voor een uitvoerige behandeling 'Van Loon-1980'):

- onverbogen hoofdwoord zonder voorzetselaanloop: Bos

- hoofdwoord met genitiefuitgang: Broeks

- voorzetsel + (al dan niet verbogen) lidwoord + (al of niet verbogen) hoofdwoord: Van de(n) Bos(se)

- voorzetsel alleen: meestal 'van' (= samentrekking van 'van den'): Van Bos, soms een ander voorzetsel, b.v. Ten Bos(se).

- ver- (samentrekking van 'van der') + hoofdwoord: Verkouter

- hoofdwoord + element -man(s): Bosman(s)

- hoofdwoord + suffix -ma: Miedema.

Ontwikkeling van de familienaam.

Aanvankelijk gebruikte men één naam om mensen te onderscheiden. Onder invloed van de groei van de bevolking en het ontstaan van steden, maar ook vanuit de behoefte om de iemands identiteit te versterken, werden vanaf de Middeleeuwen steeds vaker bijnamen gebruikt als nadere aanduidingen bij de voornaam. Die achternaam kon de naam van de vader bevatten, zoals bij 'Dirc Willam soene' en 'Jan Pietersen'. Dit soort namen noemen we een patroniem. Andere toenamen konden naar een eigenschap of het beroep verwijzen, bijvoorbeeld Backer, Smid en De Grote. We spreken van een familienaam zodra de achternaam erfelijk werd, en dus van generatie op generatie in min of meer in gelijke vorm doorgegeven werd. Dat gebeurde vanaf de late Middeleeuwen.

De ontwikkeling van eennamigheid via de toevoeging van een toenaam tot de vaste familienaam was een eeuwenlang proces dat zich op verschillende wijzen over het Nederlandse taalgebied verspreidde: vanuit het zuiden naar noorden, van stad naar platteland en van de elite naar de lagere standen. Pas toen de burgerlijke stand in 1811 in heel Nederland was ingevoerd werd de familienaam voor iedereen officieel vastgelegd. Personen die nog geen familienaam hadden, moesten er van keizer Napoleon een aannemen en laten vastleggen. Dat gebeurde in zogenoemde registers van naamsaanneming, die soms bewaard zijn. Wijzigingen in namen konden vanaf toen alleen nog bij Koninklijk Besluit worden doorgevoerd. Toch duurde het in sommige gevallen nog lang voordat ze volgens een vaste spelling werden geschreven.

David Aap krijgt bij Koninklijk Besluit van 22 januari 1886 toestemming om zijn familienaam te veranderen in Davids. Het wijzigen van je familienaam kon na de invoering van de burgerlijke stand alleen nog bij Koninklijk Besluit.

Een overzicht van de familienamen is te vinden in de burgelijke stand, het register dat in Nederland dit jaar 200 jaar bestaat. Het bevat ook de informatie over geboorte, overlijden, huwelijkse staat en nationaliteit van de inwoners. Voorheen werden deze gegevens door de kerken bijgehouden in de doop-, trouw- en begraafboeken en die waren vaak onvolledig en onoverzichtelijk.

Achternaam verplicht sinds 1811.

De burgelijke stand ontstond eind achttiende eeuw in Frankrijk, in het kader van de scheiding van kerk en staat na de Franse Revolutie. In Nederland werd het ingevoerd toen het Koninkrijk Holland onderdeel van het Franse Keizerrijk werd. Op 18 augustus 1811 stelde keizer Napoleon Bonaparte iedere burger verplicht om een vaste achternaam te kiezen.

De mening heerst dat de vreemde Nederlandse achternamen als Naaktgeboren uit protest tegen het Franse regime zijn ontstaan. Brouwer spreekt dit tegen: Naaktgeboren bestond al lang voor Napoleon. Deze naam zou een versie kkunnen zijn van de Duitse naam Nachgeboren of een bijnaam van iemand die vaak te lang herhaalde dat we allemaal naakt geboren zijn. Andere voorbeelden hiervan zijn Leeflang, Zondervan, de Kwaadsteniet, Pasop en Evenwel.

Voor de komst van Napoleon heette de Nederlander zoals ze in de omgeving werden genoemd: bij hun voornaam, een patroniem -afgeleide van de vadersnaam-, een achternaam en soms een bijnaam. Het patroniemsysteem was bepalend voor een achternaam. In Friesland betekende Jelle Douwesz, Jelle, de zoon van Douwe. De zoon van van Jelle heette Pieter Jellesz. Jellesz werd vervolgens in Friesland als Jellema genoteerd, zegt Brouwer.

Soorten familienamen

Er kunnen verschillende soorten familienamen worden onderscheiden. Op CBG Familienamen is gedetailleerder informatie beschikbaar over de verklaring en analyse van familienamen. Het volgende overzicht geeft een globale indeling, waar vele subcategorieën aan toe te voegen zijn:

Herkomstnamen Namen (patroniem) die de plaats aangeven waar de eerste naamdrager vandaan kwam, met name steden, dorpen en landen: Van Delden, Van Parijs, Den Hollander, van Raan, te Riele.

Adresnamen Namen die ontleend zijn aan de plek waar de eerste naamdrager woonde, zoals namen van huizen, velden, waterlopen en straten: Van den Eshof, Van der Beek, Van der Meulen, Van den Bogaard.

Verwantschapsnamen Namen die verwijzen naar de voornaam van iemands vader of moeder en zo de familierelatie kenbaar maken. Deze patroniemen (en metroniemen bij vernoeming naar de moeder) zijn bij invoering van de burgerlijke stand officieel vastgelegd als familienaam: Hendrikszoon, Janssen, Geertsema, Lieverse, Louwes.

Beroepsnamen Namen die ontleend zijn aan afkomst, beroep en kenmerken dat werd uitgeoefend: Bouwman, De Smidt, Kastelein, maar ook Brood voor een bakker en Hamer voor een timmerman. Maar ook Rijsdijk.

Eigenschapsnamen Namen die afgeleid zijn van een persoonlijk kenmerk van de eerste naamdrager, zoals het uiterlijk en karakereigenschappen : De Wit, De Kwaasteniet, De Jonge, De Korte.

Een aparte groep vormde achternamen van buitenlandse afkomst, die aan de Nederlandse taal werden aangepast: Denis werd de Nijs, Louis werd Lowijs. Soms werden dat minder prettige associaties: Abercrombie werd Apekrom, Copin werd Koppijn en Picard werd Piekhaar. Zo werd de Duitse achternaam Sukel veranderd in het Nederlandse Sukkel, aldus Brouwer.

Nu mogen Nederlanders voor €487,50 een verzoek tot naamswijziging indienen. De nieuwe naam moet zoveel mogelijk op de oorspronkelijke lijken. Dat je niet zomeer een passende achternaam mag kiezen, vindt Brouwer jammer: Je mag niet Piloot worden, als dat jouw beroep is. Terwijl dat historiche gezien de beste manier is om een achternaam te kiezen. (ANP/CBR)

Note van de webmaster.

Als we naar het bovenstaande kijken in dit goed op ons laten inwerken, vraag je dan eens af waar je eigen achternaam vandaan komt. Een land? Een beroep? Een familie? Laat het me weten en ik neem het op in het lijstje hieronder.

Over TE Riele:

Behalve het zo algemeen voorkomende van, is er geen voorzetsel dat in ruimere mate deel uitmaakt van geslachtsnamen dan het voorzetsel te, in verschillende formen, als toe, tot, thoe, en in verschillende samenstellingen, als ten en ter, thor, tom, enz. Toch bedraagt het getal van deze namen zeker nog geen duizendste deel van het getal der namen die met van samengesteld zijn. Deze te-namen kan men beschouen als antwoord gevende op de vraag die men eenen vreemdeling doet: »waar woont Gy?

Over VAN Raan:

In tegenstelling met te is bij van het antwoord op de vraag: »waar komt Gy van daan?” als oorsprong der van-namen. Ik kom van Raan...

Over Te RIELE:

Riele/Rhele/Reloe is de landstreek/buurschap ten oosten van Deventer maar ook een Erve/boerderij. Nu heet het dorp Schalhaar waarbij het nieuwe ziekenhuis van Deventer op de rielerenk gelegen is.

Over Van RAAN:

Raan/Rhaen is de landstreek, ook wel Westerveld, anders Bengenberg genoemd. Gelegen in het Scholambt Lochem.

Bron: Gutenberg.org


Naam Verwijzing naar:

te Riele Riele/Rhele/Reloe, landstreek, buurschap, Erve bij Deventer. Tegenwoordig het dorp Schalkhaar.

van Raan Rhaen, land, het Westervelt, anders Brengenberg genoemd, in het Scholtambt Lochem

Trustfull Trustfull, plantage-eigenaar(?) in Suriname 

Dongor Gordon, plantage-eigenaar in Suriname 

Bosman Bosman, Maagschapsnaam van aardrijkskundige aard, een man die dicht bij een bos woont 

Rijsdijk Rijsdijk, Maagschapsnaam van aardrijkskundige aard, een man die dicht bij een dijk woont 

IJsseldijk IJsseldijk, Maagschapsnaam van aardrijkskundige aard, een man die dicht of op de IJsseldijk woont.

Boevenbrink Boevenbrink, Adresnaam, boerderij, erve in de buurt van Terwolde, daar waar gewoond werd.