De Sallander

De Psychologie van de Sallander

Het buurschap Riele ligt in de landstreek Salland. Hoe ziet de Sallander er nu uit qua karakter? Een toelichting.

De twee lidwoorden in de titel van het artikel roepen vragen op, want wat is de Sallander en wat is de psychologie? Voor het woord psychologie is gekozen boven het woord “karakter”, dat nog moeilijker te omschrijven is. Hoewel het woord iets neutraler is, spelen ook bij psychologie aanleg en de manier waarop ervaringen worden verwerkt een belangrijke rol.

Salland is een uitgestrekt gebied. Het is bijna onmogelijk om een Raalter boer, een Nijverdalse fabrieksarbeider, een Deventernaar en een Ommenaar onder één noemer te vangen. Bovendien is het niet mogelijk een eerlijk oordeel over de psychologie van een bevolkingsgroep te geven zonder daarbij rekening te houden met de historie van de streek. Het maakt uit of je opgroeide in het van oudsher rooms katholieke Raalte of in het protestante Ommen.

Een Sallander langs de meetlat leggen van de gangbare vragen uit de psychologie, levert problemen op. Op de vraag bijvoorbeeld of een Sallander emotioneel is, is het antwoord “nee”. Op de vraag of een Sallander koel is, is het antwoord eveneens “nee”. Deze vragen kun je gewoon niet stellen.

Een Sallander is in al zijn uitingen namelijk geremd. Er zijn veel dingen waarin hij zeer zeker gevoelig is, maar iemand die van buiten de streek komt, zal dit heel moeilijk doorzien. Op de vraag of hij actief is, volgt het antwoord dat dat inderdaad zo is. Een Sallander doet altijd ijverig zijn werk. Maar als je dan het lijstje vervolgt, kom je bij de vraag of hij geneigd is dingen uit te stellen. Het antwoord hierop zal eveneens “ja” moeten zijn. Dit lijkt in strijd met elkaar.

De wijzer van dit psychologisch onderzoek zou nu uitslaan naar de karakterisering “lui”. Maar het is pertinent onjuist dat een Sallander lui zou zijn.

Waaróm stelt hij uit? Hij ziet bezwaren , hij wikt en weegt. Hij weegt de voors en tegens tegen elkaar af, maar je kunt niet zeggen dat hij lui is. Er is een foto die typerend is voor de Sallandse zandboer. De boer ligt op zijn knieën de gerooide aardappelen uit te zoeken en werpt ze in een mand. Zijn werkkiel is vele malen hersteld, de ondermouwen duidelijk nieuw ingezet en een al eerder gerepareerde scheur is opnieuw opengebarsten. We zien de zwoegende werker, wiens vrouw tienmaal een kledingstuk uitstukt alvorens het af te danken. Werken en denken aan wat komen kan, dat is het motto van deze boer.

Wat opvalt bij een Sallander is zijn vasthoudendheid aan het oude en aan de traditie. Al in de achtste eeuw zien we deze vasthoudendheid. De koning van de heidense Saksen was Wittekind. Hij werd in 771 verslagen door Karel de Grote, zodat Lebuïnus de bevolking kon komen kerstenen. Wittekind kwam in 774 echter weer terug en hervatte de strijd. Zes jaar later leek het erop dat de oorlog in het voordeel van het christendom was beslecht. De enige voorwaarde voor de vrede was dat alle Saksen zich zouden bekeren. En hier zien we een typisch trekje van de Saksen: ze zeiden “ja”, maar meteen na de terugtrekking van Karels leger, kwamen ze in opstand en verwoestten Deventer en de daar door Lebuïnus gestichte kerk. Dertig jaar lang hielden ze vol: ze kwamen in opstand, ze werden overwonnen, ze bogen deemoedig, ze kwamen in opstand, ze werden overwonnen, enzovoort. Er is amper een volk te vinden dat zo in staat was een deuk op te lopen om daarna weer doodgemoedereerd en energiek het oude leven op te pakken.

Dit taaie verzet is ook goed te zien aan de manier waarop het christendom uiteindelijk werd aangenomen. Eigenlijk bleef alles bij het oude. De heidense feesten kregen slechts een nieuwe naam. De namen van de oude goden verdwenen wel, tot op zekere hoogte dan, maar de legenden met die goden in de hoofdrol, bleven bestaan, zij het nu met een engel, de duivel, een heilige of een priester als kern. Het nieuwe geloof werd pas na taai en langdurig verzet aanvaard, typisch voor deze bevolking.

We zien die volksaard door de eeuwen heen steeds weer opduiken. Toen de Hervorming kwam, stond vijftig jaar nadat de pastoor van Borculo in 1616 tot de Reformatie was overgegaan nog steeds het altaar in de kerk en in Zutphen was twaalf jaar na de Reformatie nog steeds geen bijbel in de kerk aanwezig. Een voorbeeld uit de twintigste eeuw: in Ommen wilde men pas in zee gaan met elektriciteit toen in de Tweede Wereldoorlog niet aan petroleum te komen was. Steeds zien we dat men wel verandert, maar met mate en langzaam.

In het begin heeft een Sallander dus een grote achterdocht tegen het vreemde. Dit vreemde was door de eeuwen heen dan ook vaak iets vijandigs, zoals strijd tussen adellijke families en dus oorlog. “Wat hè ‘k doaran?” De eerste reactie is dan ook altijd “nee” Daarom kan ook nooit iets snel gebeuren. Wanneer iemand iets nieuws wil invoeren, moet hij de tijd nemen. Wanneer er een besluit moet worden genomen, moet dit eerst uitvoerig overwogen zijn. Vooral als dit van een niet-ingeborene komt. In de meest letterlijke zin van het woord moet er eerst een nachtje over worden geslapen. Pas als er achter de bedsteedeuren is gezien, dat het nog zo dwaas niet is wat werd voorgesteld, durft men ermee in zee te gaan. En om bij uitdrukkingen te blijven: dat alles op zijn elf en dertigst gaat, heeft te maken met een bepaalde weefmethode en past dus wel bij deze streek waar de huisindustrie zo’n grote plaats innam.

Een Sallander houdt rekening met alle omstandigheden,, met alle mogelijkheden en met ieders oordeel. Dat het het veiligst is bij het oude te blijven, staat buiten kijf. Dat is altied èwast en daarop komen dus geen aanmerkingen. Bij die “nieuwerwetse kunsten” kun je nooit weten wat de gevolgen ervan zijn. Deze voorzichtigheid merk je ook bij het spreken. Een woord dat eenmaal is gezegd, kun je nooit meer terugnemen. De dichteres Johanna van Buuren zegt het zo:

Het zint twee harde warkers,

De baas en ‘t aole peerd.
Het zint twee grote zwiegers,
Zee hebt mekaer eleerd.
De baas geet ongesprökken
Dan teens de wage voort.
Hee bromt neet en hee pris neet
Hee is van ‘t stille soort.

Twee voorbeeldjes ter illustratie.
Een predikant die van een kerkganger hoort dat deze zich niet heeft verveeld tijdens de preek, moet dit opvatten als een compliment.
Een fysiotherapeute die van haar patiënte te horen krijgt dat het er niet slechter op is geworden sinds de behandelingen, eveneens.
Een Sallander is niet alleen zuinig op zijn woorden, maar ook op zijn geld. Dit zal alles te maken hebben met het harde leven van de zandboer in vroeger tijden.

Deze eigenschap om niet meer te zeggen dan men kwijt wil, heeft de Sallander uitermate geschikt gemaakt voor de diplomatie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de negentiende eeuw de rasechte Saksische adel zoveel diplomaten heeft geleverd.

Vooral is de Sallander voorzichtig met woorden als het mensen betreft die boven hem staan. “ Tegen grote lü mu’j zwiegen of joa zegg’n.” En hij zegt “joa”. Dit kun je echter niet zomaar vertalen met het Hollandse “ja”. In de loop der eeuwen kreeg dit “joa” de betekenis van: “ Op uw standpunt, heer zal het wel zo zijn. Praat er verder maar niet meer over; ik weet hoe ge erover denkt. Ik denk er het mijne van.” Wie de Sallander niet kent, zal geneigd zijn te denken dat hij oneerlijk is., maar wie hem wel kent, weet dat hij alleen maar een verschil van mening niet openbaar wil maken, juist uit vredelievendheid. De klank van zijn “joa” maakt dit duidelijk.

Bron: dr. B. ter Haar ‘De psychologie van de Sallander’ (1957)