Buurschap Riele

Het buurschap Riele - Reele - Reloe - Schalkhaar in historie

De familienaam te Riele kent zijn oorsprong vanuit het buurschap Riele of Re(e)le wat ten (noord)oosten van de Hanzestad Deventer gelegen is. Het buurschap was een kleine gemeenschap van enkele boerderijen vallende onder het schoutambt Colmschate. Vanaf ongeveer 1850 is dit buurschap beter bekend als het huidige dorp Schalkhaar.

Al aan het einde van de Middeleeuwen komen we de naam Rele voor het eerst tegen als beleend goed in de schattingsregisters van Deventer. De eerste verwijzingen naar een naam r(i)ele vinden we terug onder nr. 62. "Den Kindeshof mit synen toebehoren, gheleghen in den kerspel van Deventer"en nr. 63 "Den tienden over Tonering te Rele grof ende smal" en zijn terug te voeren naar het jaar 1379.

62. Schoutambt COLMSCHATE / buurschap Riele: Den Kindeshof mit synen toebehoren, gheleghen in den kerspel van Deventer. Z.d. [1379-1382] (BA2 fol 63) Wolter van Voerst. Z.d. [1384 feb 24 - 1393 apr 22] (BA1 fol 60v) Sweder van Voerst, onmondig. Hulder zijn voogd Sweder van Rechter.

** Vergelijk voor deze en de volgende post het aangetekende bij de overeenkomstige posten onder nr. 2000 (Hof te Kemenade in Wehl). Z.d. [Na 1384 feb 24 - 1393 apr 4] (BA1 fol 60v) Sweder van Voerst, mondig (?) 1393 sep 7 (BB fol 1) Sweder, heer van Voerst.

** Zijn leengoederen zijn hier niet met name vermeld. Datzelfde geldt ook voor de volgende belening. 1401 mei 12 (BB fol 47) Johanna, vrouwe van Voerst, van Asperen en van Keppel, zoals heer Sweder, heer van Vorst en van Keppel, dit placht te houden. Hulder heer Otto van Asperen, heer van Vorst en van Keppel. 1416 aug 14 (BB fol 89) Johan van Ockenbroeck.

* Dat erve, geheiten Kyntshoff, mit sinen toebehoeren, als dat gelegen is bynnen ende buten onser stat ende in Onser Vrouwenkerspel van Deventer.

** Met een aantekening: "Nota, dat Johan van Ockenbroeck vurgenoemt ende syn moider die vurgenoemte erve gecoft hadden van den heren ende van den vrouwen van Voerst voir edel eygen, als die brieven dat inhalden ende begrijpen die daervan syn. Mer want Johan vurgenoemt in twivel was off de erve van den gestichte te leen rueren, soe heeft he den eygendoim dairvan upgedragen mynen heren ende voirt te leen untfangen. Dus syn hem beide erve beleent van mynen heren. Unt sulken versuem als dairynne geschiet mocht wesen, dat sullen Johans brieve clairlic uutwijsen, etc.". Deze aantekening heeft tevens betrekking op nr. 1241 (Hof te Oestendorp alias Assendorp te Tijenraan). 1433 aug 3 (BC fol 18) Johan van Ockenbroeck.

* Den Kijntshoff, soe die gelegen is in Onser Vrouwenkerspel van Deventer op Deventer Enge. 1444 mei 6 (BC fol 68v) Griete, dochter van Johan van Ockenbroeck. Hulder haar man Evert van Wytmen. 1457 feb 14 (BD fol 9) Johan van Wytmen na de dood van zijn moeder Griete, dochter van Jan van Ockenbroeck. 1474 okt 31 (BD fol 107v) Hasset, dochter van Evert van Wytmen, na diens dood. Hulder haar man Steven Kamferbeecke. Verder als nr. 1480 (Nijenhuis te Wechterholt). Na 1688 niet meer met name genoemd.

63. Schoutambt COLMSCHATE / buurschap Riele Den tienden over Tolnering to Rele, grof ende smal. Later, bij gelegenheid van de belening van Gerd Borre, zijn achter "smal" de woorden "in Onser Vrouwenkerspel van Deventer" toegevoegd. Z.d. [1379-1382] (BA1 fol 38; BA2 fol 39) Wolter Borre. Z.d. [1382-1393] (BA2 fol 39) Gerd, zoon van Wolter Borre.

** BA1 fol 38 heeft alleen "Gerd Borre". 1394 mei 15 (BB fol 16v) Gerydt Borren.

* Den tienden, grof ende smal, over 't gued, geheten Tolnering, bij Colmeschoten.

** Sedert 1433 wordt het goed als "Tollering" aangeduid. 1416 jul 11 (BB fol 87v) Wolter Borren Johanssoen na opdracht door Wolter Borre Gerritssoen. 1433 aug 8 (BC fol 13) Wolter Borre Johanssoen. 1442 apr 15 (BC fol 63) Johan Borre na de dood van zijn vader Wolter Borre. 1457 okt 24 (BD fol 42v) Johan Borre. 1484 jul 10 (BD fol 143v) Engbert Borre na de dood van zijn broer Johan Borre. 1485 okt 26 (BD fol 153v) Aleit van Rensen na de dood van haar broer Engbert Borre. Hulder meester Lubbert van Rensen. 1489 jan 22 (BD fol 164v) Meester Lubbert van Rensen na de dood van zijn moeder Aleit van Rensen. 1497 nov 23 (BE fol 51) Lubbert van Rensen. 1503 aug 26 (BE fol 80) Reyner van Rensen na de dood van zijn vader Lubbert van Rensen.

** Op 10 juni 1502 (BE fol 127) had Reyner uitstel van belening gekregen na de dood van zijn vader.

In het gemeentearchief van Deventer berusten onder nr. MA 475 een achttal schattingsregisters van Salland, waarvan er 7 zijn gedateerd en 1 ongedateerd. Dit laatste moet ongetwijfeld het oudste register zijn (van ± 1400 of zelfs even daarvoor), gezien de daarin genoemde namen en voornamen. Aldaar vinden we een verwijzing naar het buurschap met de aloude naam Reloe. De kerspelen (gerichten) en buurtschappen van Salland.


Kerspel Deventer:
Tyone ende Randen (Tjoene en Rande)
Borgeloe (Borgele)
Varendeloe (Averlo)
Letloe, Lynloe ende Ockenbroick (Lettele, Linde en Okkenbroek)
Ortloe ende Essen (Ortele en Essen)
Weteringen ende Oxe
Reloe (Riele = Schalkhaar)


Een verwijzing naar een van de leenmannen Wolter van Voorst werd gevonden in het Rijksarchief van Gelderland waarbij een renversaal van Johan Redinc de verwijzing levert.

Reg.nr. 33 levert: 1356 Juni 8 (des Wonsdaghes nae sente Bonifacius'dach): Johan Redinc, ridder, draagt het eigen goed die Borch ((zie 1443)), en die Everzul, in het kerspel Hamme gelegen, op aan heer Sweder, heer van Vorst en Keppel, en verklaart deze goederen weer van hem in leen te hebben gekregen. Oorspr. (Inv. no. 1210), met geschonden zegel van den oorkonder. Dan volgt hier de originele tekst van het renversaal (= schriftelijke tegenbelofte, een copie):

Vertaald: "Ic Johan Redinc Ridder, make kundich allen luden, Die desen breijf zullen sien, of horen lesen, ende ghelyc apenbaer, dat ic opghedraghen hebbe, ende opdraghe mit desen breijv heren Sweder heer van Vorst ende van Keppel, een guet dat gheheyten is die borch, ende een guet dat geheyten is die Everzul, gheleghen in den kerspel den hame die Eghen waren, ende die ic hem eghen waren zal, die ic weder ontfanghen hebbe, van hem, ende van sinen erfghenamen, to Zutfen recht to holden, mit ene ponde te verherweden, hijr waren over ende aen, manne die heren van Vorst, her Vrederijc van Heker, ende Henrijc van Essen. In orcunde deser dinc, heb ic desen breijf besegelt mit minen segel, Gegheven intjaer ons heren dusent drehundert zes ende vijftich, des wonsdages nae sente Bonifacius dach."

Wat betekent dit?

Verschillende Sallandse edelen, zoals Johan Redinc, schonken hun goederen aan de bisschop of kerk van Utrecht, soms deden zij dat uit oogpunt van bescherming of om louter geestelijke motieven. De edelen waren uiteraard verplicht om hun bisschop hulp te verlenen, maar zij kregen ook voorrechten zoals vrijheid van tol of afzonderlijke rechtspraak. Echter hier worden de bezittingen opgedragen aan Sweder, heer van Voorst en Keppel. De reden? Johan zal deze roofridder te vriend moeten houden. Zie 1362 en topic Keppel.

Dit geeft aan dat in die donkere Middeleeuwen o.a. het buurschap doch eigelijk geheel Salland een wild gebied was en dat slechts de Hanzestad Deventer in opkomst voor "beschaving" ging zorgen in het gebied.

In een ander archiefstuk is vastgelegd dat 'die buren van Rele' verantwoordelijk waren voor het onderhoud van de landweer 'an den Ganseboom' die 'plach te hieten die boom to groeten Baerle.' In Schalkhaar ligt aan het einde van deGanzeboomweg een boerderij met de naam De Ganzeboom. Op deze locatie moet vermoedelijk 'de Ganseboom' gezocht worden.Van Doorninck vermeldt hiernaast nog een doorgang bij Baerlo. Deze doorgang lijkt gebaseerd op de eerdergenoemde passage. De beschrijving spreekt van de boom 'to' (naar) 'groeten Baerle'.

Gezien de ligging van de Ganseboom wordt waarschijnlijk bedoeld dat de Ganseboom aan de weg naar Baerlo lag en was er geen tweede boom in Baerlo. Iets ten zuiden van de Ganseboom ligt een boerderij die de Hagedoorn heet. Dit zou eventueel kunnen verwijzen naar de doornhaag op de wal van de landweer.

In 1376 werd door twee burgers van Deventer en de Meyer van Colmeschoten de landweer tussen Riele en Colmschate gecontroleerd. Een passage in de stadsrekeningen van 1377 verteld dat de schepenen op inspectie gingen langs de 'ziekenboem ende voert omme den Engh' om de wruchten (grachten of houtwallen) te bezien. Deze beschrijving heeft waarschijnlijk betrekking op de landweer om de Rielerenk. In 1377 wordt ook gegraven aan een landweer 'achter Relo'. Tot slot werd in 1379 een rekening betaald voor een schepel mosterdzaad dat 'verzeyt waert up die lantwere to Relo'. Dit mosterdzaad kon dienen als een natuurlijke meststof en voegde stikstof toe aan de bodem. De naam Engh zou eventueel echter ook kunnen slaan op de Deventer Enk ten Oosten van de stad of op de Margijnen Enk. 'Op den Engh' lag niet alleen een landweer maar stond ook een uitkijkpost, een zogenaamd cuerhues.